1 november 1570

In onderstaand stukje, gedeeltelijk overgenomen uit de Leeuwarder Courant van 31 oktober 2020, komt een woning in Abbega voor. Wie weet hier mee over? Laat het dan weten aan iemand van Doarpsbelang!

Duizenden Groningers en Friezen stierven bij de Allerheiligenvloed van 1 november 1570.  Van Vlaanderen tot Ost-Friesland heerste 450 jaar geleden vreselijk veel ellende. Nooit werd het Nederlandse kustgebied zo hard getroffen.

Windvlagen gierden vanaf de Noordzee over de Waddenkust. Het was een ‘groten en vreselijken storm en noordwesten wind’ die zware golven op de lage zeedijken liet beuken. Veel kustbewoners kropen vroeg onder de wol en werden volledig overvallen door het opstuwende zeewater.

In de loop van de avond braken namelijk verschillende dijken door. Al gauw spoelde ‘eenen seer groten en verschrickelijken watervloed’ over het land, waarbij sommige woningen op de golven dreven, terwijl andere woningen werden verpletterd. Boeren en hun gezinnen waadden naar de terpen, ze klommen in bomen of grepen zich vast aan drijvende planken.

Om 10 uur ’s avonds kwam het zeewater al tot aan de rand van de stad Groningen. En daar niet alleen, want de wilde zee bereikte ook de poorten van Emden, Leeuwarden, Franker, Dokkum, Sneek en Bolsward. De ellende van de mensen op het platteland was ‘deerlick en verschrickelijk’. De autoriteiten in Groningen kwamen onmiddellijk in actie. Iedereen die een schuitje bezat, werd het water op gestuurd om buiten de stad te gaan zoeken naar drenkelingen in bomen, huizen en kerken. Dagen achtereen, tot aan Sint Maarten (11 november) toe, voeren ze rond over de watervlakte om te redden wat er te redden viel. De schippers zagen soms geen hand voor ogen door de ‘damp’ die boven het water hing. Ze konden alleen de weg naar de stad terug vinden dankzij de kaarsen en kandelaars die op veel plekken waren opgehangen. Elders in Friesland en het Groningerland moet het er net zo aan toe gegaan zijn. Al snel ontstond een tekort aan voedsel en brandstof. Duizenden koeien, varkens en schapen waren immers meegevoerd door de zee, net als de kachelturf die bij veel huizen opgeslagen had gelegen. Vooral langs de Lauwerszeekust bleek de ellende groot. Metslawier, de hoofdplaats van Oostdongeradeel, meldde minstens 1510 inwoners. Ook Westdongeradeel (957 mensen), Ferweradiel (16) en de stad Dokkum (135 doden) hadden grote verliezen geleden.

Uit Friesland zijn verschillende dramatische details overgeleverd. Een veerschip uit Harlingen ging bij Molkwerum ten onder met aan boord zeventig tot honderd personen. Slechts een handvol mensen zou de ramp hebben overleefd.

In die omstreken blies de zee ook een schip over de dijk, waarna dit pas kilometers verder tot stilstand kwam tegen een huis in Abbega (!). De opvarenden verlieten daar veilig hun schip.

In deze omstreken sloeg de storm ook veel land weg, waardoor de meren groter werden. De Brekken tussen Sandfirden en Nijhuizum moet fors gegroeid zijn bij deze ramp.

Tot zover de ramp in 1570.