Gertrudiskerk

Abbega is een terpdorp dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan. Wanneer er voor het eerst een kerk in Abbega is gebouwd is niet bekend. De kerk van Abbega (Rijksmonument ID: 39761) was oorspronkelijk gewijd aan de Heilige Gertrudis of Sint Geertruid.

Gertrudis was een dochter van Pepijn de Oudere en werd geboren in het jaar 626. Als kind werd zij uitgehuwelijkt aan een edelman die aan het hof van de Frankische koning Dagobert I vertoefde. Gertrudis weigerde met deze man te trouwen en wilde alleen Christus dienen. Zij ging in het klooster dat door haar moeder in 639 was gesticht. In 652 werd zij de eerste abdis van dit klooster. Gertrudis was zeer vertrouwd met de Heilige Schrift en blonk uit in kennis van Gods Woord. Uit Rome liet zij boeken komen om haar kennis verder te ontwikkelen. Ook blonk zij uit in naastenliefde en liet zij voor monniken uit Ierland een rustoord en ziekenhuis bouwen. Zij overleed op 17 maart 659 en is begraven in het klooster van Nijvel (België). Na het jaar 1000 werd zij steeds meer vereerd onder de bevolking en in het noorden, vooral in Fryslân. Dit vanwege haar sociale bewogenheid en naastenliefde.

Van de middeleeuwse kerk en toren van Abbega zijn vermoedelijk nog restanten van het muurwerk aanwezig, maar dat is niet meer zichtbaar. De kerk werd in 1809 geheel vernieuwd, waarbij een nieuwe muur om de oude heen is gemetseld.

Dankzij de familiekroniek van de in Abbega geboren Uiltje Foppes Wiersma (1838 – 1916), zijn er enkele historische bijzonderheden bekend over de kerk van Abbega. Uiltje Foppes Wiersma, die eerst timmerman was en later godsdienstonderwijzer werd, schrijft in 1894 over Abbega het volgende:

Hieruit kan worden afgeleid dat de oude kerk een zadeldaktoren had en dat Abbega na 1809, als gevolg van een conflict tussen hervormden en roomsen over het beluiden van de overledenen, enige tijd twee torens heeft gehad. De karakteristieke houten toren dateert dus uit 1809. Rond de spits staat op het vierkant een houten balustrade. In de toren hangt een klok van Jacob Noteman uit 1647 met het alliantiewapen Burmania-Juckema.

De eerste steen voor de vernieuwde kerk werd gelegd door de driejarige Maria Jakoba Guldenarm op 29 juli 1809. Maria Jakoba, die Mietje werd genoemd, was de oudste dochter uit het eerste huwelijk van Ds. Adamus Guldenarm (1777 – 1824). Deze was predikant van Oosthem, Abbega en Folsgare van 1802 tot zijn overlijden in 1824. Het was zijn eerste en enige gemeente. Boven de ingang van de kerk bevindt zich een gedenksteen die herinnert aan de eerste steenlegging door Mietje. De tekst daarop luidt als volgt:

“Maria Jakoba Guldenarm

oud drie Jaren, heeft den eersten

steen aan dit kerkgebouw gelegd

den 29 van Hooimaand 1809.

– – – – – – – – – – – – – – – –

Hier aan dit huis, de school der deugd,

ligt Mietjes grondsteen in verholen,

Zoo werd haar in haar vroege Jeugd,

Den eerbied voor Gods huis bevolen.”

Uiltje Foppes Wiersma vertelt verder dat de kerk van Abbega in 1859 verlengd is door timmermn Otte Tomas Schuurmans. Het gebouw heeft toen de omvang gekregen die het nog heeft, inclusief de bestaande inrichting met banken. De oude preekstoel die van eikenhout was, is in 1862 vervangen door de huidige die van grenenhout is vervaardigd. Uiltje Foppes heeft hem samen met Lolke Canrinus gemaakt. Verder laat Wiersma nog weten dat onder de vloer van de kerk veel grafzerken liggen.

De preekstoel heeft onversierde panelen en op de hoeken van de kuip zogenaamde gewrongen kolommen op bladvormige dragers. Opvallend is het in marmerimitatie geschilderde voetstuk onder de preekstoelkuip. Dat is vervaardigd na het vertrek in 1877 van ds. J.H. Guldenarm, die erge last van hoogtevrees had, waardoor de preekstoel tijdens zijn ambtsperiode op de vloer moest staan. Hetzelfde is gebeurd in Oosthem en Folsgare en ook in Nijland, waar ds Guldenarm later predikant was.

De kerk van Abbega kreeg in 1753 een orgel dat gebouwd werd door Folkert Reitsma, schoolmeester en orgelmaker in Nijland. Het orgel werd in 1810 herbouwd in de nieuwe kerk door Jan Reinders Radersma uit Wieuwerd en uitgebreid met een rugwerk. Omstreeks 1862 vernieuwde Willem Hardorff het orgel. Deze orgelbouwer had in 1860 het Van Gruisen-orgel weer opgebouwd in de nieuwe kerk van Oosthem. In 1923 werd een geheel nieuw orgel gebouwd door de orgelmakers Bakker & Timmenga uit Leeuwarden, dat nog steeds in ongewijzigde staat aanwezig is. Het oude orgel kreeg in 1924 een nieuwe bestemming in de gereformeerde kerk van Buitenpost. Daar is het in 1963 afgebroken. Een paar onderdelen ervan bevinden zich nu nog in een kerk in Gorinchem.

De dispositie van het tegenwoordige orgel is als volgt:

hoofdwerknevenwerkpedaal
Bourdon 16′Gedekt 8′Bourdon 16′ (transmissie)
Prestant 8′Salicionaal 8′
Holfluit 8′Aeoline 8′
Violon 8′Fluitdoes 4′
Octaaf 4′Woudfluit 2′
Fluit d’Ámour 4′
Cornet-Mixtuur
Trompet 8′

De gekleurde glas-in-loodramen zijn in de jaren twintig van de vorige eeuw aangebracht en mogelijk vervaardigd door de firma Houwink uit Sneek. De vensters kregen toen de spitsboogvorm met gemetselde traceringen.

Het kerkgebouw heeft de vorm van een zaalkerk met een driezijdige sluiting aan de oostzijde. Het muurwerk wordt verlevendigd door lisenen (gemetselde verticale uit de muur springende stroken). De kerk werd in 1995 gerestaureerd.

De Gertrudiskerk vormt samen met de Johanneskerk en gereformeerde kerk van Oosthem en de Laurentiuskerk van Folsgare een PKN gemeente.

(Bron: T.E. van Popta)